De Hoge Raad oordeelt dat ook huurders zonder meer ontvankelijk zijn als ze rechtsmiddelen aanwenden tegen een WOZ-beschikking die ze van de gemeente ontvangen.

X is bewoner van een woning die wordt gehuurd door zijn bv en aan X ter beschikking wordt gesteld. In geschil is of de heffingsambtenaar het bezwaar van X tegen de WOZ-beschikking van de woning terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens het ontbreken van belang.

De Hoge Raad oordeelt dat ook huurders zonder meer ontvankelijk zijn als ze rechtsmiddelen aanwenden tegen een WOZ-beschikking die ze van de gemeente ontvangen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de WOZ-waarde voor huurder X geen basis vormt voor een aan hem opgelegde gemeentelijke heffing, en dat de op de WOZ-waarde gebaseerde bijtelling bij het inkomen voor de inkomstenbelasting niet is gebaseerd op enige wettelijke bepaling. Daarom is het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard, aldus de rechtbank. De Hoge Raad is het hiermee niet eens. De raad legt uit dat gemeenten niet verplicht zijn om een WOZ-beschikking te sturen aan huurders die hierbij geen belang hebben. Als een huurder echter wel een beschikking krijgt van de gemeente wordt hij geacht hierbij belang te hebben (HR 20 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2017:2656). Het voorgaande betekent dat de heffingsambtenaar het bezwaar van X ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 24

Algemene wet bestuursrecht 1:2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Waardering onroerende zaken

Instantie: Hoge Raad

Editie: 23 maart

44

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen