A, de gemachtigde van belanghebbende (X bv), verzoekt op 22 maart 2004 om uitstel voor het indienen van de Vpb-aangifte 2003. Hij maakt hierbij gebruik van het formulier Uitstel aangiften uitstelregeling belastingconsulenten. In dit formulier staat dat het uitstel voor het indienen van de Vpb-aangifte 2003 tot 1 maart 2005 kan worden verleend. De inspecteur legt de aanslag op 31 oktober 2007 op. A stelt dat de aanslag te laat is opgelegd. De rechtbank oordeelt dat de aanslag tijdig is opgelegd.
Hof Amsterdam (MK III, 9 juni 2011, P10/00214) oordeelt dat de algemene uitsteltermijn voor het indienen van IB- en Vpb-aangiften is verlengd van negen naar tien maanden. Het hof verwijst hierbij naar de op 19 maart 2004 tot stand gekomen wijziging van de BECON-regeling. Het uitstel werd hiermee verlengd van 1 maart tot 1 april van het jaar volgend op het jaar waarin de aangifte zonder uitstel moet worden ingediend. Het hof verwerpt de stelling van belanghebbende dat sprake is van een extra, buiten het uitstelverzoek om, verleend uitstel. Verder overweegt het hof dat het verzoek om uitstel de toepassing van de BECON-regeling betrof, en niet specifiek de uitsteldatum van 1 maart 2005 die in het bij dat verzoek gebruikte formulier was opgenomen. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).