X stelt technisch personeel ter beschikking aan derden. Bij een controle bij één van haar grootste opdrachtgevers constateert de inspecteur dat de urenregistratie van X niet overeenkomt met die van de opdrachtgever. In geschil zijn omvangrijke looncorrecties over meerdere jaren, die deels naar het anoniementarief en deels naar het gebruteerde tabeltarief zijn berekend. Voorts heeft X zonder enige onderbouwing reiskostenvergoedingen uitbetaald, zijn te lage sectorfondspremie afgedragen en is geen enkel privégebruik van auto's aangegeven. Ter zake van dit laatste zijn 25% vergrijpboetes opgelegd. X stelt dat de zitting moet worden uitgesteld totdat de strafrechtelijke procedure tegen haar voormalige adviseur is afgerond.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat het aanhoudingsverzoek wordt afgewezen omdat het te laat is gedaan en van (het voornemen tot) een strafrechtelijke procedure ook geen enkel bewijs is ingebracht. Daarnaast doet de uitkomst van een strafrechtelijke procedure tegen de voormalige adviseur de grondslag van de naheffingen niet teniet. Ook als de loonadministratie wordt uitbesteed, dan nog blijft X als werkgever en inhoudingsplichtige verantwoordelijk. De bevoegdheid tot naheffing vervalt niet als X geen verwijt treft. X stelt vergeefs dat de naheffingsaanslagen aan de voormalige adviseur hadden moeten worden opgelegd. De bewijslast wordt omgekeerd en de schattingen van de inspecteur zijn redelijk. De boetes zijn ook terecht. Voor slechts één auto werd namelijk een - niet sluitende - rittenregistratie bijgehouden. X was dus wel op de hoogte van de 500 km-grens. De beroepen van X zijn ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 13bis
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Algemene wet inzake rijksbelastingen 20
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Loonbelasting
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 20 december