De Hoge Raad oordeelt dat de heffings- en invorderingsrente beide betrekking hebben op een belastingschuld van de heer X en dus niet voortvloeien uit een verplichting die is aangegaan om de door hem tijdens het uitstel van betaling genoten rente-inkomsten te verwerven of te behouden.
De heer X procedeert in het kader van diverse aanslagen inkomsten- en vermogensbelasting. Tijdens deze procedures geniet X aanvankelijk uitstel van betaling. X betaalt de betreffende aanslagen in 1998, alsmede de heffings- en invorderingsrente. X trekt de rentes af als aftrekbare kosten van zijn rente-inkomsten. Rechtbank Arnhem stelt X in het ongelijk. Hof Arnhem oordeelt dat de invorderingsrente aftrekbaar is, ondanks dat de belastingschulden niet zijn aangegaan met het oog op de verwerving van de rente-inkomsten. Voldoende is dat zij in stand zijn gelaten met dat oogmerk. Partijen gaan in cassatie.De Hoge Raad oordeelt dat de betaalde heffings- en invorderingsrente beide betrekking hebben op een belastingschuld van X en dus niet voortvloeien uit een verplichting die is aangegaan om de door hem genoten rente-inkomsten te verwerven of te behouden. Reeds daarom kunnen deze betalingen niet worden gerekend tot de op die rente-inkomsten drukkende aftrekbare kosten. Het doel waarvoor de verplichting is aangegaan, wijzigt niet door de omstandigheid dat X er vrijwillig voor kiest om deze verplichting in stand te laten. Het beroep van de Staatssecretaris van Financiën is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.
3