Rechtbank Haarlem overweegt dat de navorderingsaanslagen in een KB-Luxzaak voldoende voortvarend zijn opgelegd. De navorderingsaanslagen en boetes worden toch verminderd.
Op basis van gegevens die zijn verstrekt in februari 2005 is in maart 2007 binnen de Belastingdienst het project Bank Zonder Naam gestart. X ontvangt 7 maart 2007 een vragenbrief omdat hij volgens de inspecteur een verzwegen buitenlandse bankrekening heeft aangehouden. X bevestigt op 13 maart 2007 dat hij onder andere een rekening bij Van Lanschot Bankiers in Luxemburg heeft aangehouden maar verstrekt ondanks herhaalde verzoeken van de inspecteur geen verdere gegevens. Uiteindelijk worden de in geschil zijnde navorderingsaanslagen IB/PVV over de jaren 1995 en 2002 opgelegd en de navorderingsaanslag VB 1996. De aanslagen zijn met boetes van 100% van de nagevorderde belasting verhoogd. X komt in beroep.Rechtbank Haarlem overweegt onder andere dat de navorderingsaanslagen IB/PVV 1995 en VB 1996 (inclusief verhogingen) voldoende voortvarend zijn opgelegd. De navorderingsaanslag IB/PVV 2002 is niet opgelegd met gebruikmaking van de verlengde navorderingstermijn, zodat deze op dit punt dan ook in stand blijft. De navorderingsaanslagen berusten op een redelijke schatting. De navorderingsaanslag VB 1996 wordt, als tussen partijen niet in geschil, verminderd. Ook dient de navorderingsaanslag IB/PVV 2002 te worden verminderd omdat overeenkomstig artikel 2.17, vierde lid, Wet IB 2001 (tekst tot 2005) de correctie van het vastgestelde inkomen uit sparen en beleggen slechts voor de helft aan X dient te worden toegerekend. De boetes worden als gevolg daarvan verminderd. De boetes worden verder verminderd met 5% omdat de navorderingsaanslagen zijn gebaseerd op een schatting die enige mate van grofheid bezit en met 20% vanwege overschrijding van de redelijke termijn.
3