Het HvJ EU oordeelt dat de bijzondere btw-regeling voor handelingen van reisbureaus niet mag worden toegepast op vervoerdiensten die een reisbureau zelf verricht. Niet met betrekking tot de maatstaf van heffing, en ook niet voor de berekening van de btw.

Mevrouw Kozak leidt een in Polen gevestigd reisbureau. Zij verkoopt all-inreizen rechtstreeks aan reizigers. Voor het vervoer van de reizigers gebruikt zij haar eigen vervoersmiddelen, de overige diensten betrekt Kozak van derden. Op de ingekochte diensten past Kozak de bijzondere regeling voor reisbureaus toe, en berekent zij het normale btw-tarief van 22% over de winstmarge. Op de door haarzelf verrichte vervoersdiensten past Kozak de algemene btw-regeling toe, en berekent zij het verlaagde tarief van 7%, dat geldt voor diensten van personenvervoer. De Poolse fiscus stelt dat de vervoersdiensten onlosmakelijk verbonden zijn met de reisdienst en dat Kozak dan ook het tarief van 22% op de vervoersdienst had moeten toepassen. De Poolse rechter heeft een prejudiciële vraag in deze zaak gesteld.Het Hof van Justitie EU (HvJ EU) oordeelt dat de algemene btw-regeling van toepassing is op een eigen reisdienst, die onderdeel uitmaakt van een door een reisbureau aangeboden all-inreis. Dit houdt in dat de bijzondere btw-regeling voor handelingen van reisbureaus dan niet van toepassing is. Verder merkt het HvJ EU nog op dat het verlaagde btw-tarief van toepassing is als een lidstaat een verlaagd btw-tarief voor vervoerdiensten heeft vastgesteld.

Brondocument

 

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting

Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie

Editie: 26 oktober

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen