De FIOD begint in 2009 een strafrechtelijk onderzoek naar de handel en wandel van belanghebbende, X. X is directeur bij een omroeporganisatie. Uit het onderzoek blijkt dat X zich door producenten zou hebben laten betalen. X heeft de ontvangen bedragen niet in zijn IB-aangiften opgenomen. Voor het jaar 2005 betreft het in totaal een bedrag van € 96.240. De inspecteur legt een IB-navorderingsaanslag op aan X. Hierbij neemt hij een bedrag van € 38.740 aan van K ontvangen bedragen in aanmerking, € 12.500 van H en € 45.000 van T.
Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat de inspecteur niet aannemelijk maakt dat X alle bedragen als steekpenningen heeft ontvangen. Ten aanzien van het bedrag van € 38.740 merkt de rechtbank op dat – uit de door de inspecteur aangedragen feiten en omstandigheden – niet duidelijk is geworden hoe de kasstromen zijn gelopen. De bijtelling van het bedrag van € 45.000, dat ook op een factuur op de pc van X is aangetroffen, wordt ook niet door de rechtbank geaccepteerd. Volgens de rechtbank maakt de inspecteur niet aannemelijk dat X dit bedrag heeft ontvangen. Voor het bedrag van € 12.500 geldt volgens de rechtbank dat de inspecteur dit wel terecht heeft bijgeteld. X heeft namelijk niet ontkend dat hij dit bedrag onder zich heeft gehad en hij maakt volgens de rechtbank niet aannemelijk dat het geld is aangewend voor uitgaven die buiten zijn privésfeer liggen. De rechtbank vermindert de navorderingsaanslag.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.81