Rechtbank Gelderland oordeelt dat de door X van haar ex-partner ontvangen bedragen kwalificeren als belastbare periodieke uitkeringen.

X en haar ex-partner Y maken na het beëindigen van hun relatie afspraken over financiële ondersteuning door Y. Y belooft jaarlijks aan X € 5.000 te betalen voor elk van hun twee kinderen en daarnaast € 2.000 per jaar voor X zelf. Als Y in 2015 stopt met de betalingen, spant X een civiele procedure tegen hem aan die uitmondt in het oordeel dat de bedragen van tweemaal € 5.000 niet voor de kinderen, maar voor X zijn bestemd. Ook oordeelt de rechtbank dat Y jaarlijks vanaf 2015 t/m 2030 € 12.000 aan X is verschuldigd (vonnis 1). Y betaalt in 2016 het verschuldigde bedrag van € 12.000 aan X, maar vordert met succes ontbinding van de overeenkomst. De civiele kamer stelt de bedragen die Y aan X moet betalen per 1 februari 2017 op nihil (vonnis 2). Als de inspecteur op de hoogte raakt van vonnis 1 legt hij X een navorderingsaanslag IB op over 2016 waarin hij de € 12.000 tot haar box 1-inkomen rekent. Y heeft het bedrag afgetrokken als betaalde alimentatie.

Rechtbank Gelderland stelt de inspecteur in het gelijk, de € 12.000 kwalificeert als een belastbare periodieke uitkering in de zin van artikel 2.101, lid 1, onder c, Wet IB 2001. De rechtbank verklaart het beroep van X gegrond omdat de inspecteur aangeeft dat hij de in rekening gebrachte belastingrente van € 1.001 vermindert.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.101

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Gelderland

18

Gerelateerde artikelen