Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur de verzending van de aanslagen niet heeft kunnen bewijzen omdat onduidelijkheid is aan welk postvervoersbedrijf de poststukken zijn aangeboden.

X maakt op 14 februari 2023 bezwaar tegen aanslagen IB/PVV 2013 en 2015 die zijn gedagtekend 20 april 2016 respectievelijk 29 maart 2017. In geschil is of de inspecteur deze bezwaren terecht wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk heeft verklaard.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur de verzending van de aanslagen niet heeft kunnen bewijzen omdat onduidelijkheid is aan welk postvervoersbedrijf de poststukken zijn aangeboden. Uit de verzendadministratie van de Belastingdienst blijkt niet of de aanslagen zijn aangeboden aan PostNL of aan Sandd. Door deze onduidelijkheid heeft de inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat de aanslagen aan een postvervoersbedrijf zijn aangeboden. Niet gebleken is dat de aanslagen X op een andere manier hebben bereikt. De rechtbank oordeelt dat ten tijde van het maken van bezwaar nog geen sprake was van een juiste bekendmaking van de aanslagen. Nu wel aannemelijk is dat de aanslagen al tot stand waren gekomen, moeten de bezwaren worden aangemerkt als ontvankelijke premature bezwaren. De rechtbank concludeert dat de bezwaren ten onrechte niet-ontvankelijk zijn verklaard en wijst de zaken terug naar de inspecteur.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 6:10

Algemene wet bestuursrecht 6:7

Algemene wet bestuursrecht 3:41

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 1 augustus

Informatiesoort: VN Vandaag

544

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen