Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat gemeenten geen belangenafweging hoeven te maken voorafgaand aan de invoering van een forensenbelasting.
X is eigenaar van een woning in de gemeente Schouwen-Duiveland zonder in die gemeente hoofdverblijf te houden. De woning wordt niet verhuurd aan derden. In geschil is of de aanslag forensenbelasting 2022 terecht is opgelegd.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat gemeenten geen belangenafweging hoeven te maken voorafgaand aan de invoering van een forensenbelasting. Gemeenten hebben van de wetgever in formele zin de bevoegdheid gekregen om deze belasting in te voeren, waarbij de wetgever zelf de belangenafweging heeft gemaakt. Gemeenten hoeven deze afweging dus niet opnieuw te doen. Gemeenten mogen belastingverordeningen vaststellen die aansluiten bij de lokale situatie, zoals het zijn van een toeristische trekpleister, en het gemeentelijk beleid. Een verdere belangenafweging is niet verplicht. Het ontbreken van een belangenafweging maakt de besluitvorming niet onzorgvuldig of in strijd met enig beginsel van behoorlijk bestuur. De rechtbank stelt vast dat de verordening in overeenstemming is met art. 223 Gemw en daarmee verenigbaar is met hogere wetgeving. De rechtbank komt daarom niet toe aan de exceptieve toets die X voorstaat. Daarnaast is er geen sprake van discriminatie of schending van het gelijkheidsbeginsel. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Editie: 1 augustus
Informatiesoort: VN Vandaag