Belanghebbende, X, exploiteert samen met zijn broer in vof-verband een onderneming. De vof investeert in 2016 voor € 119.385 in bedrijfsmiddelen. X claimt in verband met deze investeringen een KIA van € 7254. X is echter van mening dat hij recht heeft op een KIA van € 15.096. Volgens X heeft iedere vennoot bij een investering tussen de € 56.024 en € 103.748 recht op een KIA van € 15.687.
Hof Den Haag oordeelt dat de inspecteur de KIA correct heeft vastgesteld. Volgens het hof hebben vennoten bij een samenwerkingsverband individueel geen recht op het vaste bedrag van de KIA. In theorie, bij een samenwerkingsverband van acht vennoten, zou de KIA dan namelijk hoger kunnen zijn dan het bedrag van de investering. Verder wijst het hof ook op de wetsgeschiedenis. Daaruit blijkt dat het niet de bedoeling is om leden van een samenwerkingsverband te bevoordelen ten opzichte van eenmanszaken of bv’s. Deze doelstelling wordt niet behaald als het standpunt van X zou worden gevolgd.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.41