Belanghebbende, X, vraagt bij het Amsterdamse Stadsdeel Oost/Watergraafsmeer in fasen een bouwvergunning aan. Voor het in behandeling nemen van de aanvraag eerste fase betaalt hij (na bezwaar) € 5859,75. X stelt dat de legesverordening onverbindend is omdat het aanvragen van een bouwvergunning in fases volgens hem onevenredig veel zwaarder wordt belast dan een ongesplitste aanvraag. Rechtbank Amsterdam volgt het betoog niet en verklaar het beroep van X ongegrond.
Hof Amsterdam oordeelt in navolging van de rechtbank dat het feit dat de bouwleges bij een bouwvraag in twee fases ongeveer het dubbele zijn van de leges bij een ongesplitste bouwaanvraag nog niet betekent dat de legesverordening onverbindend is. Het hof neemt in aanmerking dat het stadsdeel onweersproken heeft gesteld dat een bouwaanvraag in fases aanzienlijk meer werk met zich meebrengt voor de gemeente dan een ongesplitste aanvraag. Van strijd met het gelijkheidsbeginsel is daarom geen sprake. Dat de tariefstelling in andere stadsdelen anders is, doet niet ter zake. Ook van een schriktarief is geen sprake. Het hoger beroep van X is wel gegrond omdat de heffingsambtenaar in de uitspraak op bezwaar een rekenfout heeft gemaakt. De aanslag leges wordt verminderd naar € 5274,75.