Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de wet niet de mogelijkheid biedt om opnieuw een rechtsgang te doorlopen over dezelfde aanslag. Het verzoek om ambtshalve vermindering is terecht door de inspecteur afgewezen.

X start in 2008 een accountants- en administratiekantoor. De omzetten zijn tot en met 2017 zeer gering en door de fors hogere kosten zijn de resultaten steeds negatief. Vanaf 2011 neemt de inspecteur daarom het standpunt in dat de onderneming geen bron van inkomen is. In mei 2017 zijn de activiteiten gestaakt. Over de aanslag van 2017 is door X in bezwaar, beroep, hoger beroep en cassatie vergeefs geprocedeerd. In 2022 dient X een herziene aangifte over 2017 in met een extra kostenpost van € 90.000 voor gemiste pensioenopbouw. De aangifte is door de inspecteur aangemerkt als bezwaar en is niet-ontvankelijk verklaard, daarnaast is het verzoek om ambtshalve vermindering afgewezen. Rechtbank Noord-Nederland verklaart het beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring gegrond en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. De inspecteur wordt opgedragen het griffierecht te vergoeden en X krijgt een proceskostenvergoeding van € 24,60. Zijn beroep inzake de afwijzing van het verminderingsverzoek is ongegrond verklaard. X gaat in hoger beroep. De inspecteur gaat incidenteel in hoger beroep.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de wet niet de mogelijkheid biedt om opnieuw een rechtsgang te doorlopen over dezelfde aanslag. Het bezwaar is door de inspecteur dus terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het incidentele beroep van de inspecteur is gegrond. Daarmee komen ook de door de rechtbank toegekende vergoedingen te vervallen, omdat niet aannemelijk dat de inspecteur destijds op de zitting heeft toegezegd deze kosten ook te zullen vergoeden als X in het ongelijk wordt gesteld. Er is in 2017 gelet op de structurele verliezen geen objectieve voordeelsverwachting. Zonder onderneming kan X geen fiscale oudedagsreserve (FOR) vormen en bij een IB-onderneming kan sowieso geen pensioen in eigen beheer worden opgebouwd. De inspecteur heeft in de bezwaarfase de hoorplicht niet geschonden. X heeft namelijk na een telefoongesprek met de inspecteur zelf de conclusie getrokken dat een hoorzitting geen zin meer had. Het principale beroep van X is ook voor het overige ongegrond. De uitspraak van de rechtbank inzake het afwijzen van het verminderingsverzoek wordt bevestigd.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 4:6

Wet inkomstenbelasting 2001 9.6

Wet inkomstenbelasting 2001 3.5

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 2 december

Informatiesoort: VN Vandaag

454

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen