Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de vergoeding van € 1,5 mln niet tot de winst van X bv behoort. Het voordeel vloeit namelijk niet voort uit de onderneming, maar uit de vennootschappelijke betrekkingen en vinden plaats in de aandeelhouderssfeer.

De broers H en J houden de aandelen in D bv. In de jaren ’90 besluiten zij de onderneming te herstructureren, zodat zij beiden zelfstandig hun eigen ondernemingsactiviteiten kunnen uitoefenen. In dat kader worden meerdere overeenkomsten gesloten en diverse afspraken gemaakt. Medio jaren ’90 ontstaat onenigheid over een perceel grond. Het Nederlands Arbitrage Instituut besluit uiteindelijk dat H een vergoeding moet betalen aan J. Een vennootschap van H betaalt deze vergoeding aan belanghebbende, X bv, een vennootschap van J. In geschil is of deze vergoeding, van € 1,5 mln, tot de winst van X bv behoort.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de vergoeding van € 1,5 mln niet tot de winst van X bv behoort, omdat het voordeel niet voortvloeit uit de onderneming, maar uit de vennootschappelijke betrekkingen. De betaling is een uitvloeisel van de in het kader van de herstructurering gemaakte afspraken in de aandeelhouderssfeer. De rechtbank overweegt daarbij dat tijdens de herstructurering diverse kwesties op een lijst zijn opgenomen met de afspraak om deze in de toekomst af te wikkelen en dat de kwestie omtrent het perceel er daar één van was. Ter nakoming van de afspraken op grond van de herstructurering heeft het NAI geoordeeld dat H een bedrag aan J moet betalen. Ook is van belang dat de bij de herstructurering betrokken partijen altijd een verdeling bij helfte van het vermogen van D bv voor ogen hebben gehad. De rechtbank vermindert de VPB-aanslag.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.25

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 10 maart

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen