Rechtbank Noord-Holland matigt de boeten in een KB-Lux zaak vanwege onzekerheden die inherent zijn aan een extrapolatie over meerdere jaren.

Bij het opleggen van de (navorderings)aanslagen ib/pvv en vb over de periode 1990 tot en met 2008 heeft de inspecteur de aangegeven inkomsten van belanghebbende, X, verhoogd met een geschat bedrag aan niet-aangegeven inkomsten vanwege een verzwegen bankrekening bij de KB-Lux. Ook worden vergrijpboetes opgelegd. X komt in beroep. In geschil is of de inspecteur voldoende voortvarend heeft gehandeld bij het opleggen van de navorderingsaanslagen en zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat X en/of zijn echtgenote rekeninghouder was/waren bij de KB-Lux.

Volgens Rechtbank Noord-Holland heeft de inspecteur bij het opleggen van de navorderingsaanslagen voldoende voortvarend gehandeld. Gelet op de overgelegde afdruk van de microfiche en de ambtsedige verklaringen, is het volgens de rechtbank aannemelijk dat X en/of zijn echtgenote rekeninghouder was/waren bij KBL. Gelet op het aanzienlijke saldo van de op de microfiches genoemde bedragen is het aannemelijk dat ook in latere jaren een tegoed van een aanzienlijke omvang aanwezig was op de rekening bij de KB Lux. X heeft daarom de vereiste aangifte niet gedaan. X slaagt er vervolgens niet in te bewijzen in hoeverre de uitspraken op bezwaar voor de betreffende aanslagen onjuist zijn. Het beroep tegen de aanslag ib/pvv voor het jaar 2003 is gegrond omdat slechts de helft van de inkomsten uit sparen en beleggen bij X in aanmerking moet worden genomen (artikel 2.17, vierde lid, Wet IB 2001). De inspecteur heeft dit bevestigd. De boeten bij de navorderingsaanslagen ib/pvv over de jaren 1991 en 1992 en vb over de jaren 1992 en 1993 vervallen in verband met het arrest van de Hoge Raad van 28 juni 2013, nr. 11/04152. De overige boeten worden onder andere gematigd met 20% vanwege alle onzekerheden die inherent zijn aan een extrapolatie over meerdere jaren. Het verzoek van X om toekenning van een immateriële schadevergoeding wordt afgewezen. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van overschrijding van de redelijke termijn wordt de periode waarin gebruik is gemaakt van verleend uitstel voor het herstel van een verzuim, zoals het motiveren van het bezwaar, buiten beschouwing gelaten. Sinds de motivering van de bezwaarschriften zijn nog geen twee jaren verstreken. Het beroep van X is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6

Wet inkomstenbelasting 2001 2.17

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e

Algemene wet inzake rijksbelastingen 47

Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

1

Gerelateerde artikelen