X bv doet BPM-aangifte voor een uit Duitsland afkomstige Mercedes Benz GLC 250 en voldoet aldus € 5302. Na bezwaar is een teruggaaf verleend van 5% (€ 265), omdat in de koerslijst vermoedelijk is uitgegaan van een btw-auto in plaats van een marge-auto. In geschil is primair of terecht een bezwaarkostenvergoeding van € 246is toegekend. Volgens Rechtbank Den Haag is de teruggaaf niet het gevolg van een aan de inspecteur te wijten onrechtmatigheid en had hij helemaal geen kostenvergoeding hoeven toe te kennen, laat staan een nog hogere. Gesteld noch gebleken is dat X bv op grond van enige wettelijke bepaling of op aanwijzing van de inspecteur de verkeerde koerslijst heeft toegepast. X bv gaat in hoger beroep.
Hof Den Haag bevestigt het oordeel van de rechtbank. Er is in hoger beroep namelijk niets aangevoerd, gelet ook op de aannemelijk te achten weerspreking door de inspecteur, dat rechtvaardigt anders te oordelen of waaruit anderszins een inhoudelijk of formeel beletsel is te putten. De stellingen van X bv, zo al relevant en te volgen, geven niet blijk van een juiste rechtsopvatting of missen feitelijke grondslag. Het hoger beroep van X bv is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 7:12
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 25 april