De Hoge Raad oordeelt dat de verkoop van de woningen niet een onvermijdbare activiteit van X vormt. De omzet die X behaalt met de verkoop van de huurwoningen moet uit de pro rata berekening worden geëlimineerd. X heeft recht op een btw-teruggaaf.

Belanghebbende, stichting X, is een woningcorporatie en richt zich met name op sociale woningbouw. In 2009 verkoopt zij 131 voormalige huurwoningen. Volgens X is de verkoop van huurwoningen voor haar niet een gebruikelijke bedrijfsactiviteit in de zin van het Nordinia Finans-arrest van het HvJ EU van 6 maart 2008, nr. C-98/07 (BNB 2008/219). X stelt dan ook dat de verkoopopbrengst van de huurwoningen niet moet worden meegenomen in de noemer van de pro rata breuk voor de btw-aftrek. Hof Leeuwarden oordeelt dat de verkoop van de woningen niet een onvermijdbare activiteit van X vormt. Het hof wijst daarbij op de jurisprudentie van het HvJ EU. Volgens het hof moet de omzet die X behaalt met de verkoop van de huurwoningen uit de pro rata berekening worden geëlimineerd, zodat X recht heeft op een btw-teruggaaf.

De Hoge Raad oordeelt dat art. 14 Uitv. besch. OB 1968 niet van toepassing is en dat X recht heeft op een btw-teruggaaf. De Hoge Raad overweegt daarbij dat X de door haar verhuurde woningen niet per definitie afstoot na een vooraf ingecalculeerde gebruiksduur. Verder merkt de Hoge Raad nog op dat de verkoop van deze woningen ook geen onvermijdbare activiteit vormt. Volgens de Hoge Raad staat de verkoop van de huurwoningen namelijk op zichzelf en is het niet een noodzakelijk verlengstuk geweest van de verhuur van woningen. De Hoge Raad bevestigt de uitspraak van het hof.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Hoge Raad

1

Gerelateerde artikelen