Rechtbank Gelderland oordeelt dat de prijs die de heer X voor de grond heeft ontvangen zijn oorzaak vindt in de staking van het kleinschalige recreatiepark en dus niet in de verkoop van uitsluitend bosgrond.

De heer X exploiteert een kleinschalig bungalowpark met camping. Het is een relatief open plek in een bos van 2.49.95 ha. De provincie Gelderland koopt het in 2012 van X aan om aldus een corridor tussen natuurgebieden te maken voor grofwild. Zijn woning en een stuk grond mag X houden, die naar zijn privévermogen worden overgebracht. De provincie betaalt X € 1.100.000. Daarnaast krijgt X € 23.500 als vergoeding voor zijn verkoopkosten. In zijn IB-aangifte van 2012 claimt X voor het geheel de toepassing van de bosbouwvrijstelling (art. 3.11 Wet IB 2001).

Rechtbank Gelderland oordeelt dat de prijs die X voor de grond heeft ontvangen zijn oorzaak vindt in de staking van het kleinschalige recreatiepark en dus niet in de verkoop van uitsluitend bosgrond. X maakt niet aannemelijk dat de wel gehonoreerde bosbouwvrijstelling van € 10.000 te laag is. Er is ook terecht ruim € 55.000 aan belastingrente in rekening gebracht. Niet in geschil is namelijk dat de aanslag tijdig is opgelegd. De hoogte van de belastingrente vloeit voort uit de hoogte van de correctie. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.11

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Gelderland

Editie: 19 december

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen