Hof Arnhem oordeelt dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat X bij de staking al het voornemen had om de cultuurgrond aan te houden tot het geschikte moment van verkoop. De grond is verplicht tot het bedrijfsvermogen blijven behoren en de verkoopwinst is gedeeltelijk belast.

Agrariër X en zijn echtgenote staken in september 2004 hun onderneming. Van de cultuurgrond verkopen zij ruim 7 hectare niet. Die grond brengen zij op 1 oktober 2004 over naar box III. Nog in dat jaar emigreren zij naar Canada. In 2006 verkopen X en Y het voornoemde perceel cultuurgrond plus een perceel bosgrond dat zij in privé bezitten. De bos- en cultuurgrond verkopen X en Y in maart 2006 aan een derde voor de aanleg van een landgoed. Bij een boekenonderzoek stelt de inspecteur vast dat de procedure om tot een landgoed te komen al in 2001 is opgestart en concludeert hij dat het blijkbaar de bedoeling van X is geweest de grond te verkopen. De cultuurgrond is volgens de inspecteur na de verkoop van de onderneming in 2004 tot het verplichte ondernemingsvermogen blijven behoren. Hij belast de boekwinst bij de verkoop in 2006 als nagekomen stakingswinst.

Hof Arnhem oordeelt dat de inspecteur aannemelijk maakt dat het onderzoek naar de mogelijke ontwikkeling van de cultuurgrond tot een landgoed in 2001 in gang is gezet en dat X steeds van plan is geweest het landgoed te realiseren. X heeft vanaf het stakingsmoment het voornemen gehad de cultuurgrond aan te houden tot het geschikte moment van verkoop. De cultuurgrond is vanaf het stakingsmoment tot het verplichte bedrijfsvermogen blijven behoren zodat de boekwinst in 2006 wordt gerekend tot de winst uit onderneming. Voor zover de verkoopprijs de WEVAB overtreft, is de winst belast. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van X ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Arnhem

2

Gerelateerde artikelen