Belanghebbende, X is voor de helft eigenaar van een tussenwoning met inpandige garage, ondergrond, erf, tuin en verdere aanhorigheden. De woning is gelegen aan een U-vormig plein in de gemeente Grave. X heeft de woning op 20 augustus 2007 gekocht voor een bedrag van € 226.000. In geschil is de WOZ-waarde van de woning over 2011 (waardepeildatum 1 januari 2010) die door de gemeente is vastgesteld op een bedrag van € 207.000. X bepleit een lagere waarde en beroept zich onder meer op het gelijkheidsbeginsel.
Rechtbank Breda honoreert het beroep van X op het gelijkheidsbeginsel, nu op de waardepeildatum drie identieke woningen lager zijn gewaardeerd dan de woning en er geen identieke woningen hoger zijn gewaardeerd dan de woning. Het was aan de heffingambtenaar om te stellen dat de relevante groep groter is dan de groep van even nummers. Hij had dit kunnen doen door (juist gewaardeerde) woningen aan te wijzen die gelegen zijn binnen de grenzen van de gemeente en eveneens identiek zijn aan de woning van X. De heffingsambtenaar heeft echter slechts gesteld dat de twee door X genoemde woningen incidenteel lager zijn gewaardeerd. Deze stelling mag hem niet baten: de oorzaak van de lagere waardering doet namelijk voor de toepassing van de meerderheidsregel niet ter zake. De rechtbank verlaagt de waarde naar het gemiddelde van de WOZ-waarden van de drie identieke woningen.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Waardering onroerende zaken
Instantie: Rechtbank Breda