Belanghebbende, X, is eigenaar van een in 1915 gebouwde vrijstaande woonboerderij met een aangebouwde schuur en een vrijstaande stenen schuur op een kavel van 2652 m². De woonboerderij verkeert in zeer slechte staat. De heffingambtenaar van de gemeente Groningen heeft de WOZ-waarde 2009 vastgesteld op een bedrag van € 216.000. De gemeente heeft daarbij alleen aan de grond een waarde toegekend. X bepleit een aftrek van € 30.000 in verband met de kosten van asbestverwijdering en de sloopkosten van de opstal.
Hof Leeuwarden volgt X in diens stelling dat de waarde verlaagd moet worden met € 30.000 in verband met de kosten van asbestverwijdering en de sloopkosten van de opstal. De heffingsambtenaar heeft de hoogte van het bedrag betwist, maar heeft vervolgens niet inzichtelijk gemaakt hoe hij met deze aftrekpost rekening heeft gehouden. Ook maakt de heffingsambtenaar niet duidelijk hoe hij rekening heeft gehouden met de waardedrukking als gevolg van de aanwezigheid van een grote kapschuur op het belendende perceel die het vrije uitzicht van de onroerende zaak van X belemmert. Het hof besluit de WOZ-waarde in goede justitie vast te stellen op € 186.000, daarbij overwegend dat een potentiële koper de keuze heeft tussen slopen en renoveren van de woonboerderij. Het hoger beroep van X is gegrond.