Belanghebbende, X, trekt in zijn aangifte IB/PVV 2005 een bedrag van € 1596 af als uitgaven voor de kosten van het levensonderhoud van zijn zoon. De inspecteur legt de definitieve aanslag op in overeenstemming met de aangifte maar legt later een navorderingsaanslag op waarbij de aftrekpost wordt gecorrigeerd. X stelt beroep in tegen de uitspraak waarin de inspecteur de navorderingsaanslag handhaaft en tegen het besluit van de inspecteur om de aanslag IB/PVV 2005 niet te verminderen in verband met de verlaging van de WOZ-waarden 2005/2006 van twee door X verhuurde zomerwoningen door Hof 's-Gravenhage.
Rechtbank Breda overweegt dat de brief waarin X de inspecteur verzoekt de aanslag IB/PVV te verminderen in verband met de verlaging van de WOZ-waarden een verzoek is tot het nemen van een beschikking ex. art. 18a AWR. De inspecteur moet op dit verzoek beslissen via een voor bezwaar vatbare beschikking (Hof Amsterdam 25 januari 2000, nr. 99/1012, Belastingblad 2000, blz. 749). Als een dergelijke beschikking merkt de rechtbank aan de mededeling van de inspecteur in de pleitnotitie dat hij de aanslag IB/PVV 2005 niet zal verminderen. X kan tegen deze mededeling bezwaar maken, maar de rechtbank merkt al op dat zo'n bezwaar geen zin heeft omdat pas vanaf 2010 de WOZ-waarde ook voor verhuurde panden dient als grondslag in box 3. Verder verklaart de rechtbank het beroep van X niet-ontvankelijk omdat de inspecteur al voor de zitting de navorderingsaanslag (ambtshalve) heeft vernietigd.
Lees ook het thema Box 3.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Belastingen van lagere overheden, Waardering onroerende zaken
Instantie: Rechtbank Breda