Rechtbank Breda stelt vast dat de echtgenoot van X over het onderhavige jaar geen inkomsten heeft genoten door een arbeidsconflict, en oordeelt dat X daarom geen recht heeft op verhoging van de gecombineerde heffingskorting en dus geen recht op uitbetaling van de algemene heffingskorting.

Belanghebbende, X, ontvangt over 2007 de algemene heffingskorting in de vorm van een voorlopige teruggaaf van € 2.043. Bij de definitieve aanslag IB vordert de inspecteur dit bedrag weer terug omdat het inkomen van de echtgenoot van X over 2007 nihil is. Dit komt door een geschil van de echtgenoot met zijn toenmalige werkgever als gevolg waarvan hij over 2007 geen salaris heeft ontvangen. Uiteindelijk is, na een uitspraak van hof Den Bosch, het salaris over 2007 alsnog in 2011 uitbetaald. X bestrijdt de terugvordering van algemene heffingskorting.

Rechtbank Breda verklaart het beroep van X ongegrond. De inspecteur heeft terecht gesteld dat het salaris van de echtgenoot in 2007 niet vorderbaar en inbaar is. Daardoor is de echtgenoot over 2007 geen IB en premies verschuldigd zodat X geen recht heeft op verhoging van de gecombineerde heffingskorting en dus geen recht op uitbetaling van de algemene heffingskorting. De rechtbank is evenwel van oordeel dat de aldus voor X ontstane situatie is aan te merken als een onbillijkheid van overwegende aard, gelet op de verlate uitbetaling van het salaris van de echtgenoot over 2007. Toepassing van artikel 63 AWR is evenwel voorbehouden aan de minister van Financiën, aldus de rechtbank.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Breda

0

Gerelateerde artikelen