Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat X een objectieve voordeelsverwachting niet aannemelijk maakt. Het verlies uit de voorgenomen bedrijfsactiviteiten is niet aftrekbaar.

X start in 2011 een eigen onderneming met behoud van een uitkering. X heeft voor ogen administratieve werkzaamheden te gaan verrichten, historische kleding te maken voor musea en workshops te geven in oude handwerktechnieken. X maakt echter door ziekte in 2011 geen omzet. In de aangifte IB brengt ze een verlies uit onderneming in aftrek, die de inspecteur in 2017 bij navordering weigert omdat er volgens hem geen bron van inkomen is. X geeft in de aangiften IB over de jaren 2011 t/m 2015 elk jaar een negatief resultaat aan als winst uit onderneming en over de jaren 2016 en 2017 geeft X geen resultaten aan.

Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat in 2011 sprake is van een objectieve voordeelsverwachting. Uit de door X overgelegde documenten volgt onvoldoende dat X een positieve opbrengst zou kunnen behalen met haar voorgenomen activiteiten. De feiten en omstandigheden van de jaren na 2011 kunnen X ook niet helpen gezien de resultaten. De rechtbank verklaart het beroep van X tegen de aanslag ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Besluit lijfrenten in de winstsfeer (vennootschapsbelasting) 2.3

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Nederland

Editie: 8 februari

20

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen