Hof Amsterdam overweegt dat de verliezen uit paardenfokkerijactiviteitenniet aftrekbaar zijn.

Belanghebbende, X, is directeur-grootaandeelhouder van een aantal vennootschappen. Vanaf 2001 verricht X op fulltime basis werkzaamheden voor één van die vennootschappen. Tot en met 2001 was X elders in loondienst. X houdt zich daarnaast bezig met het fokken van Arabische volbloedpaarden. In het jaar 1998 heeft X in privé één paard aangekocht en in 1999 vijf paarden. X heeft de paardenfokkerij per 1 januari 1999 als onderneming 'B' laten inschrijven bij de Kamer van Koophandel en per 1 september 1999 heeft hij zijn paarden in B ingebracht. X maakt jaren achter elkaar verlies en staakt de onderneming in het jaar 2004. De inspecteur laat de verliezen over de jaren 1999 tot en met 2002 niet in aftrek toe omdat de paardenfokkerij geen bron van inkomen zou vormen. X komt in beroep tegen de hem opgelegde (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en WAZ. Rechtbank Haarlem is het met de inspecteur eens dat de paardenfokkerij geen bron van inkomen vormt. Het beroep van X is ongegrond. X komt in hoger beroep.

Hof Amsterdam overweegt dat de enkele omstandigheid dat een belastingplichtige gedurende enkele jaren verliezen aangeeft uit een door hem gestelde, gestarte onderneming, niet voldoende is om te concluderen dat de inspecteur in redelijkheid aan de aangiften had behoren te twijfelen. De inspecteur mag navorderen. Het hof volgt de rechtbank in haar oordeel dat aannemelijk is dat ter zake van de paardenfokkerijactiviteiten reeds bij aanvang een positief voordeel niet te verwachten viel. Geen bron van inkomen, geen winst uit onderneming. Het hoger beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Amsterdam

15

Gerelateerde artikelen