X is het niet eens met een naheffingsaanslag parkeerbelasting die hem door de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam is opgelegd. X stelt dat hij in extreem weer gedurende ongeveer 7 minuten heeft geprobeerd de verschuldigde parkeerbelasting te voldoen voordat hij uiteindelijk zijn auto parkeerde in een parkeergarage.
Hof Den Haag (EK I, 9 september 2013, BK-12/00753, V-N Vandaag 2014/283) vernietigt de aan X opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting en overweegt daarbij als volgt. Uit het relaas van X blijkt dat hij aansluitend aan het parkeren van de auto onafgebroken bezig is geweest met handelingen die tot doel hadden parkeerbelasting te betalen. Alle met die handelingen gemoeide tijd moet worden gerekend tot de tijd die X had moeten worden gegund om parkeerbelasting te betalen. Dat de betaling van parkeerbelasting onder de omstandigheden van dit geval (niet werkende parkeerautomaten door noodweer) niet is geslaagd, is geen reden voor een ander oordeel. Het hoger beroep van X is gegrond. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen: