X voert aan dat de verordening reclamebelasting van de gemeente Voorst onverbindend is en dat sprake is van een willekeurige belastingheffing. Gelet daarop is X van mening dat de aanslag voor belastingjaar 2009 vernietigd dient te worden.
Rechtbank Zutphen stelt vast, onder verwijzing naar vaste jurisprudentie, dat het toegestaan is om de inkomsten uit de reclamebelasting, met gebruikmaking van een ondernemersfonds, uitsluitend te besteden aan de financiering van activiteiten en voorzieningen in de binnenstad, dat de individuele heffing niet hoeft te worden gerelateerd aan het profijt dat een individu heeft bij zijn openbare aankondiging, dat het toegestaan is de heffing te beperken tot de binnenstad, en de mogelijkheid tot belastingheffing op de voet van de Experimentenwet BI-zones niet uitsluit dat men kiest voor de heffing van reclamebelasting. Tevens is volgens de rechtbank geen sprake van een verkapte vorm van baat- of parkeerbelasting. Ten aanzien van de door belanghebbende aangevoerde, op gebouwen aanwezige opschriften, die zijn geplaatst bij de ingang van een appartementencomplex of woonhuis, oordeelt de rechtbank dat deze, gelet op de uitspraak van de Hoge Raad van 30 maart 2007 (nr. 42 353, LJN AX2154) en de uitspraak van Hof 's-Gravenhage van 25 augustus 2009 (nr. BK 08/00102, LJN BN5744), geen openbare aankondigingen zijn in de zin van art. 227 van de Gemeentewet. Tenslotte is de rechtbank van mening dat de gemeente de vrijheid heeft om niet over te gaan tot differentiatie van het tarief en is de hoogte daarvan, wat verder ook zij van de tariefstelling in andere gemeenten, evenmin van dien aard dat sprake is van een onredelijke belastingheffing.