Dat de negatieve voorlopige aanslag in de invorderingssfeer wellicht is verrekend met belanghebbende niet bekende toeslagschulden, maakt de verrekening ervan in de aanslagsfeer niet onjuist

Belanghebbende (X) heeft voor het jaar 2018 een negatieve voorlopige aanslag inkomstenbelasting gehad. Voor 2018 wordt naderhand een aanslag tot een te betalen bedrag opgelegd waarbij de eerdere teruggaaf wordt opgeteld. De negatieve voorlopige aanslag is naderhand niet verminderd en staat definitief vast. De teruggaaf wordt door de ontvanger deels verrekend met een X onbekende toeslagschuld. X vindt dat de verrekening met de aanslag inkomstenbelasting onjuist is.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de verrekening van de voorlopige teruggaaf met de aanslag inkomstenbelasting 2018 correct is in het licht van art. 15 AWR. Deze teruggaaf is immers op een juiste wijze bekendgemaakt en naderhand niet verminderd. De eventuele manco’s in de verrekening van de teruggaaf door de ontvanger kunnen slechts bij de burgerlijke rechter worden voorgelegd. Tegen de belastingrente zijn geen verdere grieven aangevoerd, waarmee deze rente eveneens terecht in de aanslag is begrepen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 1 augustus

24

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen