Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur onterecht een vergrijpboete oplegt. X mag vertrouwen op de vermelding dat sprake is van een margegoed.

X bouwt en verhandelt jachten. B, een van de indirecte aandeelhouders van X, verzorgt de administratie, facturatie en aangifte omzetbelasting voor X. In 2014 koopt X een schip van D onder de margeregeling en verkoopt dit vervolgens onder dezelfde regeling door aan F. De inspecteur stelt dat D niet kwalificeert als wederverkoper en dat de margeregeling niet kan worden toegepast. De inspecteur heft de omzetbelasting over de verkoop aan F na bij X. Daarnaast legt de inspecteur X een vergrijpboete op. De inspecteur stelt dat B handelt namens X en dat B niet het nodige onderzoek verricht om te achterhalen of de margeregeling kan worden toegepast. In geschil is of de inspecteur de vergrijpboete terecht oplegt.

Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat de vergrijpboete onterecht is opgelegd. X mag uitgaan van de vermelding van de margeregeling op de factuur van D, en heeft slechts een onderzoeksplicht als er aanleiding is aan de juistheid hiervan te twijfelen. Nu dat niet het geval is kan geen sprake zijn van grove schuld. Het hoger beroep van de inspecteur is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 28b

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67f

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 15 februari

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen