X bv is eigenaar van een winkelcomplex in de gemeente Vught dat bestaat uit verschillende WOZ-objecten. De heffingsambtenaar legt haar met dagtekening 31 mei 2015 WOZ-beschikkingen 2015 op voor een zevental objecten. Op 30 juni 2015 en 31 juli 2015 krijgt X bv WOZ-beschikkingen voor de andere objecten in het complex. De gemeente ontvangt op 7 augustus 2015 een bezwaarschrift van X bv dat gericht is tegen alle hiervoor genoemde WOZ-beschikkingen. In geschil is of de gemeente het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard voor zover het gericht is tegen de eerste serie WOZ-beschikkingen van 31 mei 2015.
Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat het niet combineren van aanslagbiljetten door de gemeente geen verontschuldiging is voor een termijnoverschrijding van X. Hierbij maakt het niet uit dat de drie opeenvolgende aanslagbiljetten betrekking hebben op objecten die zijn gelegen in hetzelfde winkelcentrum en waarvan het eigendom telkens berust bij X bv. De rechtbank merkt op dat de rechtsmiddelverwijzing op de achterzijde van alle biljetten voldoende duidelijk is over hoe en wanneer bezwaar moet worden gemaakt. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard voor de eerste serie WOZ-beschikkingen. In zoverre is het beroep van X bv ongegrond. De rechtbank is verder niet bevoegd kennis te nemen van de beroepsgronden die zich richten tegen de ambtshalve genomen beslissing van de heffingsambtenaar om de waarden te handhaven.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:7
Algemene wet bestuursrecht 6:11
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Rechtbank Oost-Brabant
Editie: 28 november