De heer X woont in Nederland en is in dienst van een in Groot-Brittannië gevestigde werkgever. Vanwege de economische crisis geniet X betaald verlof met 60% van zijn normale salaris. Op 11 februari 2013 treedt X in dienst van een Nederlands uitzendbureau en werkt tot en met 9 december 2013 voltijds in Nederland. In mei 2013 verzoekt X de SVB om met de Britse autoriteiten een 'art. 16-overeenkomst' (Vo 883/2004) te sluiten, inhoudende dat hij onderworpen blijft aan de Britse sociale zekerheidswetgeving. De Britse autoriteit wil hieraan echter niet meewerken. De werkgever draagt vanaf 1 april 2013 premies in Nederland af en de tussen 10 februari 2013 en 1 april 2013 in Groot-Brittannië afgedragen premies zijn gerestitueerd. Volgens Rechtbank Den Haag is het besluit van de SVB, inhoudende dat op X van 11 februari 2013 tot en met 31 december 2013 de Nederlandse wetgeving van toepassing was, onvoldoende zorgvuldig voorbereid en ontoereikend gemotiveerd. De SVB moet daarom een nieuw besluit nemen. De SVB stelt in hoger beroep dat X het verzoek zelf bij de Britse autoriteit had moeten indienen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat op X van 11 februari 2013 tot 10 december 2013 de Nederlandse sociale zekerheidswetgeving van toepassing is. In circa tien maanden verricht X namelijk al zijn daadwerkelijke werkzaamheden in Nederland en ontvangt hij ongeveer een derde van zijn totale salaris uit deze Nederlandse dienstbetrekking. Het heeft geen zin dat de SVB een nieuw besluit neemt, omdat de Britse autoriteit heeft volhard in de weigering om een art. 16-overeenkomst te sluiten. De uitspraak van de rechtbank wordt in zoverre vernietigd. Het beroep van de SVB is ongegrond.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Sociale zekerheid algemeen, Internationale sociale zekerheid
Instantie: Centrale Raad van Beroep
Editie: 1 april