Aan X bv is over 2006 een ambtshalve vpb-aanslag opgelegd met een belastbaar bedrag van € 90.000. Volgens X bv moet rekening worden gehouden met een afwaardering van € 177.374 eind 2006 op debiteuren wegens oninbaarheid. De redenen voor de afwaardering zijn onder meer ‘transactie ging niet door', ‘afboeking is coulance', ‘wil niet betalen', ‘failliet' en ‘teveel gedeclareerd'. De inspecteur accepteert de afwaardering niet, aangezien X bv geen enkele incassomaatregelen heeft genomen. Rechtbank Arnhem stelt de inspecteur in het gelijk. X bv gaat in hoger beroep.
Hof Arnhem oordeelt dat X bv niet overtuigend aantoont dat de uitspraak op het bezwaar onjuist is voor zover het om de afwaardering van de debiteuren gaat. X bv heeft namelijk zelfs geen aanmaningen verstuurd, de creditnota's zijn pas in 2008 uitgereikt en bij een derdenonderzoek is de vermeend aan die derde uitgereikte factuur niet aangetroffen. X bv stelt vergeefs dat op haar toch al de bewijslast rust of zij terecht de vorderingen heeft afgewaardeerd, van verzwaring van de bewijslast kan dus geen sprake zijn. Het beroep van X bv is ongegrond.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting
Instantie: Hof Arnhem