Volgens de inspecteur heeft belanghebbende, X, samen met zijn zus een bankrekening aangehouden bij de KB-Lux. In de aangiften ib/pvv en vb heeft X echter geen inkomens- of vermogensbestanddelen opgenomen die betrekking hebben op deze bankrekening. In geschil zijn de (navorderings)aanslagen ib/pvv en vb over de jaren 1990 tot en met 2007 met vergrijpboeten. X stelt dat de in geschil zijnde (navorderings)aanslagen ten onrechte aan hem zijn opgelegd omdat zijn zus voor het gehele bedrag van de KBL-rekening is ingekeerd.
Hof 's-Hertogenbosch is het met de rechtbank eens dat de stelling van X, dat het KBL-tegoed slechts zijn zus zou aangaan, ongeloofwaardig is. Het hof acht het aannemelijk dat zowel X als zijn zus, ieder voor de helft, tot het KBL-saldo gerechtigd was. Als al het voor de in geschil zijnde navorderingsaanslagen benodigde "nieuwe feit" heeft ontbroken, is het hof van mening dat X (de inkomsten uit) het KBL-saldo met opzet niet in zijn aangifte heeft vermeld en dat hem kwade trouw kan worden verweten. Het hof handhaaft de door de rechtbank verminderde boeten. Er is geen aanleiding om de boeten nog verder te matigen vanwege overschrijding van de redelijke termijn. Het hoger beroep van X is ongegrond.
Lees ook het thema Navordering en Verzuim- en vergrijpboetes: Een kwestie van verschil.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 47
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch