Belanghebbende, Stichting Het Groninger Landschap, is eigenaar van een perceel vochtig weidevogelgrasland gelegen in de Koningslaagte ten noorden van de stad Groningen. In deze proefprocedure is in geschil is of het perceel aangemerkt moet worden als ‘natuurterrein' als bedoeld in art. 116 onderdeel c Waterschapswet. Het Groninger Landschap is van mening dat het perceel in de "Koningslaagte" als natuurterrein moet worden aangemerkt voor de watersysteemheffing en derhalve op de voet van art. 117, onderdeel c, Waterschapswet in die heffing behoort te worden betrokken. Zij concludeert tot verlaging van de aanslag naar het tarief voor natuurterreinen van € 2,48 per hectare.
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat het perceel vochtig weidevogelgrasland aangemerkt kan worden als natuurterrein als bedoeld in art. 116 onderdeel c Waterschapswet. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat zowel de kwaliteit van de inrichting van het perceel als de kwaliteit van het beheer van het perceel optimaal zijn afgestemd op de voor vochtig weidevogelgrasland gestelde natuurdoelen. Onder die omstandigheid staat een agrarische (rest)productiecapaciteit van minimaal 44% niet aan de kwalificatie als ‘natuurterrein' in de weg. Dit te meer omdat juist dankzij deze agrarische productie de voor het perceel gestelde natuurdoeleinden optimaal worden gerealiseerd. Het beroep van X is gegrond, de aanslag wordt verminderd tot € 2,48 per hectare.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland