X vof doet medio 2012 BPM-aangifte voor de registratie van een gebruikte personenauto. De verschuldigde BPM van € 9.635 is op 4 juli 2012 voldaan. Aangezien in de aangifte is uitgegaan van te lage CO2-uitstoot is een naheffingsaanslag van € 1.266 opgelegd. Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelt de inspecteur in het gelijk. In hoger beroep is niet meer in geschil dat een extra afschrijving van 2,25% kan worden toegepast, omdat de auto pas op 4 augustus 2012 is geregistreerd. Volgens Hof 's-Hertogenbosch maakt de inspecteur de handelswaarde van € 52.248 aannemelijk door te verwijzen naar de koerslijstwaarde van Autotelex Pro. Deze koerslijst is binnen de autobranche namelijk een algemeen aanvaarde koerslijst. X verdedigt vergeefs een veel lagere handelsinkoopwaarde op basis van een door haar gemanipuleerde koerslijst van XRAY. De naheffing moet worden verminderd omdat X vof recht heeft op toepassing van het laagste tussenliggende tarief en maatstaf van heffing (art. 10b Wet BPM 1992).Vanwege de late registratie wordt de naheffing verminderd naar € 756. X vof heeft voor dat deel geen recht op een rentevergoeding conform art. 28c Inv. 1990. X vof gaat in cassatie.
Advocaat-Generaal IJzerman is van mening dat de afweging van het hof over de handelswaarde op het tijdstip van registratie niet onbegrijpelijk is. Dit geldt evenzeer voor het oordeel van het hof dat een deel van de vermindering van de naheffing niet voortkomt uit strijd met het EU-recht, maar uit de handelwijze van X vof door ruim voor de registratiedatum aangifte te doen, zodat over dat deel geen invorderingsrente vergoed hoeft te worden. Uit de taakverdeling tussen inspecteur en ontvanger vloeit volgens de A-G voort dat de inspecteur bij de ontvanger melding maakt van een verzoek om vergoeding van de invorderingsrente op basis van art. 28c Inv. 1990, zodat de ontvanger op de teruggaafbeschikking ook zijn voor bezwaar vatbare beschikking van de invorderingsrente kan vermelden. Voor het meerdere aan belastingrente en invorderingsrente waarop op grond van het EU-recht recht bestaat, moet een verzoek worden ingediend. Deze wettelijke verplichting maakt de uitoefening van de door de rechtsorde van de EU verleende rechten in de praktijk niet onmogelijk of uiterst moeilijk. De A-G concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep van X vof.
Wetsartikelen:
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10b
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Invordering, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 16 november