Eiser, X, verzorgt vanaf het jaar 2003 zijn moeder. Aan moeder is een persoonsgebonden budget (PGB) toegekend. X is met ingang van 6 augustus 2010 geëmigreerd naar Suriname. Het PGB werd dat jaar aan X uitbetaald. In geschil is de ambtshalve opgelegde aanslag ib/pvv 2010. X stelt zich op het standpunt dat hij op 6 augustus 2010 is geëmigreerd naar Suriname en dat als gevolg van zijn emigratie slechts een deel van het PGB aan zijn Nederlandse periode kan worden toegerekend. X stelt dat hij kosten heeft gemaakt ten behoeve van zijn moeder en dat deze kosten in aftrek dienen te komen van de PGB-inkomsten, zodat per saldo geen inkomsten zijn genoten.
Volgens Rechtbank Noord-Holland heeft X aangetoond dat hij op 6 augustus 2010 is geëmigreerd naar Suriname. De rechtbank wijst op de bewijzen van uit- en inschrijving, de onbetwiste stelling van X dat hij daar een woning ter beschikking heeft en de stukken met betrekking tot de werksituatie van X. De stelling van de inspecteur dat X de woonplaats van zijn moeder ‘volgt' omdat hij haar verzorgt, kan de rechtbank niet volgen. De woonplaats van X moet zelfstandig worden bepaald. Feitelijk is het zo dat X zijn moeder ook na 6 augustus 2010 is blijven verzorgen terwijl zij in Nederland bleef wonen. Vervolgens beslist de rechtbank dat het aan X uitbetaalde PGB onder aftrek van zorgkosten belast is als resultaat uit overige werkzaamheden, voor zover dit PGB toe te rekenen is aan de periode van verblijf van X in Nederland. X heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat de aftrekbare kosten in verband met de opbrengsten vanuit het PGB meer dan € 1812 bedroegen. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.90
Wet inkomstenbelasting 2001 3.95
Algemene wet inzake rijksbelastingen 4
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Sociale zekerheid bijstand
Instantie: Rechtbank Noord-Holland