Hof Arnhem-Leeuwarden volgt het oordeel van de rechtbank dat voor de heffing van havengeld beslissend is de maximaal toegestane diepgang van het schip van X op het Twentekanaal (namelijk 2,20 meter). Dat de maximale diepgang van het schip zelf 2,80 meter is, is dan niet relevant. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 Wet RO).

X exploiteert een zogeheten inlandterminal aan het Twentekanaal in Hengelo waar goederen worden overgeslagen voor verder vervoer naar het achterland. De schepen van X maken gebruik van gemeentelijk vaarwater en de gemeentelijke haven. De heffingsambtenaar legt aan X een aanslag havengeld op. Deze aanslag heeft betrekking op meerdere bezoeken van een binnenvaartschip aan de haven van X aan het Twentekanaal.

Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N Vandaag 2019/2885) volgt het oordeel van de rechtbank dat voor de heffing van havengeld beslissend is de maximaal toegestane diepgang van het schip van X op het Twentekanaal (namelijk 2,20 meter). Dat de maximale diepgang van het schip zelf 2,80 meter is, is dan niet relevant. Het hof oordeelt dat met gebruik van het gemeentelijke vaarwater door het binnenvaartschip X voldoet aan het belastbare feit voor het havengeld. Dat X zelf ook kosten heeft gemaakt voor de kade waar de schepen aanleggen, doet hieraan niet af. Verder oordeelt het hof dat het belastbare feit in de verordening afdoende is gedefinieerd. Dat een kaart bij de verordening niet is gepubliceerd doet daaraan niet af, omdat dit feit de heffing niet raakt.

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 229

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Hoge Raad

Editie: 30 september

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen