De heffingsambtenaar van de gemeente 's-Gravenhage legt aan X een naheffingsaanslag parkeerbelasting op. X stelt dat de naheffingsaanslag onterecht is omdat er geen sprake was van parkeren toen de naheffingsaanslag werd opgelegd. X was bezig met het laden van goederen (namelijk drie boeken) voor zijn bedrijfsvoering.
Hof 's-Gravenhage oordeelt dat de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht is omdat het ophalen van drie boeken niet kan worden aangemerkt als het laden van goederen. De boeken zijn immers niet van een zodanige omvang of gewicht dat het in de auto brengen ervan als inladen kan worden gekwalificeerd. Bovendien kan het tijdsverloop (8-10 minuten volgens X) tussen het tot stilstand brengen van de auto en de terugkeer met de boeken uit de winkel niet worden gezien als de tijd die voor het veronderstelde laden nodig is. Het voorgaande wordt niet anders nu het ophalen van de boeken is gebeurd in het kader van de bedrijfsvoering van X. Het beroep van X op het gelijkheidsbeginsel faalt ten slotte nu X zijn stelling dat postbezorgers zonder kaartje mogen parkeren niet aannemelijk maakt. Het hoger beroep van X is ongegrond.