Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X recht heeft op vrijstelling van de heffing van PVV. Daarbij is van belang dat zowel Nederland als Liechtenstein geen A1-verklaring heeft afgegeven en dat X (feitelijk) sociale verzekeringspremies in Liechtenstein heeft betaald.

Belanghebbende, X, werkt als Rijnvarende op een binnenvaartschip van haar echtgenoot. Zij is in loondienst bij het Liechtensteinse A. In haar IB-aangifte 2013 verzoekt X om premievrijstelling en aftrek ter voorkoming van dubbele belasting. De inspecteur honoreert dit verzoek niet.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X recht heeft op vrijstelling van de heffing van PVV. Daarbij is van belang dat zowel Nederland als Liechtenstein geen A1-verklaring heeft afgegeven en dat X (feitelijk) sociale verzekeringspremies in Liechtenstein heeft betaald. De rechtbank verwijst hierbij naar de uitspraak van Hof 's-Hertogenbosch van 7 mei 2020, nr. 19/00121. De rechtbank verleent geen aftrek ter voorkoming van dubbele belasting. X maakt namelijk niet aannemelijk dat zij feitelijk onderworpen is geweest aan belastingheffing in Liechtenstein als bedoeld in art. 38 lid 1 AWR.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Premieheffing, Internationale sociale zekerheid

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 23 juni

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen