Belanghebbende, X, werkt in 2007 bij het Europees Octrooi Bureau (hierna: EOB) en geniet daar een vrijgesteld salaris van € 110.323. In zijn aangifte IB/PVV 2005 claimt X voor € 6047 aftrek van buitengewone uitgaven. In geschil is of bij het bepalen van de drempel voor de buitengewone uitgaven rekening moet worden gehouden met het vrijgestelde salaris van X. Rechtbank 's-Gravenhage stelt X in het gelijk en oordeelt op basis van een uitspraak van Hof 's-Gravenhage van 21 juli 2010, nr. 09/00815 dat het vrijgestelde salaris niet meetelt voor de berekening van de drempel.
Hof 's-Gravenhage oordeelt dat het vrijgestelde salaris dat X ontvangt van het EOB wel meetelt voor de berekening van de drempel van de buitengewone uitgaven. Het hof verwijst naar het arrest van de Hoge Raad van 4 februari 2011, nr. 10/01513, V-N 2011/9.9. In dat arrest casseerde de Hoge Raad de hofuitspraak waarnaar Rechtbank 's-Gravenhage in eerste aanleg verwijst. Met betrekking tot de belastingheffing voor inkomsten uit sparen en beleggen is geen sprake van een ongeoorloofde ongelijke behandeling tussen vanuit het buitenland aangeworven medewerkers van het EOB en medewerkers van het EOB die ten tijde van de werving reeds in Nederland woonachtig waren en/of de Nederlandse nationaliteit bezitten (HR 8 juli 2011, nr. 10/03467, V-N 2011/36.11). Het hoger beroep van de inspecteur is gegrond.