Belanghebbende (X) exploiteert met zijn vrouw in maatschapsverband een melkveebedrijf. In 1999 is het melkquotum verkocht en per ultimo 2001 is er geen veestapel meer. In 2003 worden 13 van de 18 ha. grond verkocht. De onderneming is per 31 december 2003 gestaakt. In zijn IB-aangifte voor het jaar 2003 verantwoordt belanghebbende geen stakingswinst. De inspecteur is echter van mening dat er stakingswinst wordt gerealiseerd met betrekking tot de ondergrond van de gebouwen. De inspecteur gaat daarbij uit van een waarde in het economische verkeer (WEV) van € 335.000 en een WEV bij agrarische bestemming (WEVAB) van € 95.000. Belanghebbende stelt dat de waarde van de ondergrond moet worden vastgesteld op € 95.000 en dat hij niet op de hoogte was van een op handen zijnde wijziging in het bestemmingsplan, zodat daarmee bij de waardebepaling ook geen rekening kan worden gehouden.
Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat de gemeente in de jaren vóór de peildatum 2003 de bestendige gedragslijn had om medewerking te verlenen aan het vervangen van agrarische bedrijfsbebouwing door bebouwing met een woonfunctie. Met de door de inspecteur overgelegde gegevens toont de inspecteur tevens aan dat hierdoor de marktprijzen voor de (onder)grond aanzienlijk uitstegen boven de WEVAB. Volgens het hof heeft dit ook te gelden voor de grond van belanghebbende. Het hof verklaart het hoger beroep ongegrond.