Belanghebbende, X, werkt als Human Resources Director voor Z Inc. X neemt deel aan een aandelenoptieplan van Z Inc. Z Inc. houdt geen LB in bij de toekenning en/of uitoefening van de optierechten. Naar aanleiding van een boekenonderzoek komen de inspecteur en Z Inc. in juni 2008 een vaststellingsovereenkomst overeen om de opties in de loonheffing te betrekken. X sluit zich niet aan bij de vaststellingsovereenkomst. De inspecteur legt vervolgens in december 2008 een IB-navorderingsaanslag over 2002 op aan X. Rechtbank Breda oordeelt dat aan de toekenning van de opties een ontbindende voorwaarde is gekoppeld en dat de waarde van de optierechten bij de toekenning ervan tot het loon behoorde en dat de belastingheffing niet kan worden uitgesteld tot het moment van uitoefening van de optierechten.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de optierechten belast moeten worden op het moment dat zij onvoorwaardelijk zijn geworden. Het hof overweegt daarbij dat de optierechten die X in 2000, 2002 en 2003 heeft verkregen, zijn toegekend onder de voorwaarden zoals deze zijn neergelegd in een prospectus uit 2003. De inspecteur heeft gelijk. Verder vindt het hof, in navolging van de rechtbank dat er geen sprake is van vrijwillige verbetering. Het hof acht daarbij van belang de functie van X en het feit dat hij aanwezig was bij het boekenonderzoek. Het hof handhaaft de opgelegde navorderingsaanslag.