Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat geen van de partijen de door hen bepleite waardedruk van de cultuurgrond met opstallen aannemelijk heeft gemaakt. In goede justitie wordt de waardedruk daarom vastgesteld op 25%.

Belanghebbende, de heer X, is eigenaar van cultuurgrond met opstallen, bestaande uit aardappelloodsen en varkensstallen. Sinds 1992 verpacht X de onroerende zaken aan een eigen bv. De pachtopbrengst geeft X vanaf 2001 aan als resultaat uit overige werkzaamheden. De waarde van de cultuurgrond is op de TBS-openingsbalans gesteld op € 5.248.411 en de waarde van de opstallen op € 368.311. Per 1 januari 2005 gaat X een commanditaire vennootschap aan met zijn zoon, dochter en de bv. Niet in geschil is dat X hierdoor winst uit onderneming gaat genieten. In geschil is uitsluitend de waarde van de onroerende zaken bij het einde van de terbeschikkingstelling en meer in het bijzonder wat de waardruk van de verpachting is.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat geen van de partijen de door hen bepleite waardedruk aannemelijk heeft gemaakt. Het is aannemelijk dat X niet op elk moment de pacht kon beëindigen om de onroerende zaken in onverpachte staat te kunnen verkopen. Het taxatierapport dat X heeft overgelegd maakt echter niet inzichtelijk hoe de taxateur tot de waardedruk (60% voor de cultuurgronden en 50% voor de ondergrond van de opstallen) is gekomen. Enige onderbouwing met bijvoorbeeld markttransacties ontbreekt. In goede justitie wordt de waardedruk daarom vastgesteld op 25%. Het negatief resultaat uit overige werkzaamheden komt hierdoor uit op € 702.516. Het beroep van X is deels gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.90

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 6 juli

21

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen