X oefent tot 1 januari 2007 een huisartsenpraktijk uit via zijn bv. Vanaf 1 januari 2007 wordt de onderneming uitgeoefend via een maatschap met de bv. X beschikt over een woning met een praktijkgedeelte. Het praktijkgedeelte wordt eerst ter beschikking gesteld aan de bv en later, vanaf 1 januari 2007, in de maatschap ingebracht. X merkt het pand aan als buitenvennootschappelijk ondernemingsvermogen, en staakt zijn onderneming per 1 oktober 2009. In zijn IB-aangifte 2009 neemt X een boekverlies ter zake van het pand in aanmerking. De inspecteur corrigeert het boekverlies. In geschil is de waarde die moet worden gehanteerd bij de inbreng van het woongedeelte in 2007, en dus ook de boekwaarde per 1 oktober 2009.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat de waardedruk van de zelfbewoning in 2007 en 2009 gelijk is. Volgens de rechtbank waren de feiten en omstandigheden met betrekking tot de zelfbewoning in beide jaren namelijk gelijk. Door verschillende waarden te hanteren zou volgens de rechtbank de totaalwinstgedachte worden doorkruist. Omdat X en de inspecteur beiden van mening zijn dat de waardedruk in 2009 35% bedroeg, bedroeg de waardedruk in 2007 volgens de rechtbank ook 35%.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.8
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25