Belanghebbende, X, brengt in 2006 € 12.268 partneralimentatie in mindering op zijn inkomen in box I. Verder houdt hij in box III rekening met een schuld van € 579.930 in verband met de alimentatieverplichtingen aan zijn ex-partner A en zijn kinderen B en C. Als de inspecteur de schuld in box III niet in volle omvang accepteert gaat X in beroep. Rechtbank Arnhem waardeert de schuld in box III op € 506.792.
Hof Arnhem berekent de alimentatieverplichting eind 2006 op € 543.552. Het hof geeft aan dat de alimentatieverplichting moet worden gewaardeerd met toepassing van artikel 19 Uitvoeringsbesluit IB 2001. Anders dan X, die bepleit dat gedeelten van een jaar, hoe klein ook, als een volledig jaar in aanmerking moeten worden genomen, oordeelt het hof dat de waardebepaling van de alimentatieverplichting moet plaatsvinden met inachtneming van de gehele looptijd, waarbij gedeelten van een jaar naar tijdsgelang in aanmerking moeten worden genomen. Verder moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat de alimentatieverplichting eindigt zodra de kinderen niet meer bij de ex-partner wonen of zodra de ex-partner in het huwelijk treedt, een geregistreerd partnerschap aangaat of gaat samenleven met een ander als ware zij gehuwd. Dat de inspecteur die waardedruk schattenderwijs heeft gesteld op € 18.633, komt het hof niet onredelijk voor. Verder oordeelt het hof dat rekening moet worden gehouden met de verplichting van X om aan zijn kind van 21 jaar of ouder een studiebijdrage te betalen zolang het kind met redelijke resultaten en in overleg met X met een beroepsopleiding bezig is of studeert. Anders dan de inspecteur, oordeelt het hof tot slot dat de kinderalimentatieverplichting van 18 tot 21 jaar kwalificeert als een aftrekbare onderhoudsverplichting.