Eiseres, X bv, is gebruikster van een bedrijfspand bestaande uit twee verdiepingen en een grote entresol. X bv is van mening dat de WOZ-waarde 2010, die door de heffingsambtenaar is vastgesteld op € 501 000, moet worden verminderd tot € 469 000. Zij stelt dat de entresol niet meer is dan een uit elementen bestaande draagvloer op stalen poten die zonder schade uit het bedrijfspand verwijderd kan worden.
Rechtbank 's-Gravenhage verwerpt het standpunt van X bv dat de entresol een roerende zaak is en dus ten onrechte in de WOZ-beschikking is begrepen. De rechtbank overweegt dat het begrip "gebouwen en werken�? in art. 3:3, eerste lid, BW ruim moet worden opgevat. Elk bouwsel kan een gebouw of werk zijn, ook een bouwsel dat binnen een ander gebouw of werk is opgesteld. De entresol is duurzaam met de grond verenigd in de zin van art. 3:3 BW. De naar buiten kenbare bijzonderheden van aard en inrichting, in het bijzonder dat de entresol is verankerd in de muren van het bedrijfspand en dat de entresol bestaat uit een dikke houten vloer, die wordt gedragen door een constructie van horizontale stalen balken en verticale stalen kokers, welke kokers rusten op de stelconplaten die de beganegrondvloer van het bedrijfspand vormen, laten geen andere conclusie toe dan dat naar de bedoeling van de bouwer de entresol is bestemd om duurzaam ter plaatse te blijven. Daarbij komt geen betekenis toe aan de omstandigheid dat (volgens X bv) de entresol zonder schade van betekenis toe brengen aan het bedrijfspand of aan de entresol zelf van de onroerende zaak kan worden afgescheiden. Aan dit aan art. 3:4 van het BW ontleende criterium wordt immers niet toegekomen indien een bouwsel op grond van artikel 3:3 van het BW als onroerend wordt aangemerkt. Vervolgens oordeelt de rechtbank dat de WOZ-waarde van het bedrijfspand niet te hoog is vastgesteld. Het beroep van X bv is ongegrond.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Rechtbank 's-Gravenhage