X bv importeert begin 2010 twee gebruikte Mercedes personenauto's. In juni 2010 doet X bv hiervoor bpm-aangifte. Volgens X bv is art. 10, tweede lid, Wet BPM 1992 in strijd met het EU-recht. Bij de bepaling van de handelsinkoopwaarde is voorts voor beide auto's een post "afschrijving wegens geen coulance" van € 2.500 opgevoerd. Bij niet-officieel geïmporteerde auto's kan volgens X bv bij grote reparaties namelijk geen beroep worden gedaan op de coulanceregeling van de Mercedes-importeur, H bv. In geschil is de aan X bv opgelegde bpm-naheffingsaanslag.
Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat de berekening op basis van de "inkoopwaarde nieuw", zoals die per 1 januari 2010 in de wet is opgenomen, buiten toepassing moet blijven. De procentuele vermindering moet namelijk worden berekend door de "inkoopwaarde handel" af te zetten tegen de historische nieuwprijs (consumentenprijs), anders drukt op een ingevoerde auto meer bpm dan op vergelijkbare reeds geregistreerde auto's. X bv maakt echter niet aannemelijk dat het ontbreken van de coulanceregeling een hogere afschrijving tot gevolg heeft. X bv heeft haar veronderstelling in deze namelijk niet cijfermatig onderbouwd. Bovendien geldt de betreffende coulanceregeling ook niet voor de referentieauto's die niet zijn geïmporteerd door H bv en er ook referentieauto's zijn die na import door H bv niet in onderhoud zijn geweest bij een door haar erkende dealer. Het beroep van X bv is deels gegrond.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Rechtbank 's-Gravenhage