Belanghebbende, X, exploiteert samen met zijn echtgenote in firmaverband een glastuinbouwbedrijf. In 2006 staken zij hun onderneming. Zij verkopen twee percelen tuingrond met kasopstallen en installaties aan A bv. Verder brengen zij een lap grond over naar hun privévermogen en voegen die grond toe aan het perceel dat bij hun woning hoort. In de aangifte IB 2006 brengt X de volledige verkoopwinst op de tuingrond onder de landbouwvrijstelling en geeft ter zake van de overbrenging van de lap grond naar het privévermogen € 3.300 winst aan. De inspecteur constateert belaste winst en berekent het aandeel van X daarin achtereenvolgens op € 64.670 (verkoop tuingrond) en € 31.855 (overbrenging naar privé).
Rechtbank Haarlem stelt de inspecteur gelijk. De Rechtbank verwerpt de stelling van X dat de waarde in het economische verkeer bij agrarische bestemming (WEVAB) van de tuingrond niet lager is dan de waarde in het economische verkeer (WEV). De koper gedraagt zich als een projectontwikkelaar, de gronden liggen braak en de kassen zijn gesloopt. De rechtbank verwerpt daarna de stelling van X dat de waardevermeerdering van de naar privé overgebrachte grond toegerekend moet worden aan de woning. De waardevermeerdering is juist ontstaan doordat de onttrokken grond aan het perceel is toegevoegd, aldus de rechtbank. De rechtbank verklaart het beroep van X ongegrond.