Belanghebbende, X, is eigenaar van een bedrijfspand. Hij verhuurt dit pand gedeeltelijk aan zijn vennootschap D bv en gedeeltelijk aan derden. De vennootschap D bv betaalt in 2005 en 2006 alle service- en huisvestingskosten. Een deel hiervan berekent D bv door aan de andere huurders. Omdat een deel van het pand niet is verhuurd heeft D bv per saldo ongeveer 50% van de service- en huisvestingskosten niet doorberekend.
Rechtbank Breda oordeelt dat er sprake is van een uitdeling van D bv aan X ter grootte van het niet doorberekende deel van de service- en huisvestigingskosten. De rechtbank overweegt dat het in normale derdenverhoudingen niet voorstelbaar is dat D bv als huurder kosten voor haar rekening zou hebben genomen die de verhuurder verschuldigd is. X heeft wel gesteld, maar niet aannemelijk gemaakt, dat voor D bv sprake was van een zakelijke transactie. De rechtbank acht het dan ook aannemelijk dat X, in zijn hoedanigheid van aandeelhouder en bestuurder van D bv, gelden aan het vermogen van D bv heeft onttrokken, dat die gelden hem als aandeelhouder ten goede zijn gekomen, dat hij en D bv zich van die vermogensverschuiving bewust zijn geweest en dat die wordt gedekt door in D bv aanwezige winst dan wel te verwachten winst. Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat D bv in 2005 een winstuitdeling heeft gedaan aan haar (middellijke) aandeelhouder van € 16.222. Het beroep is ongegrond.