Belanghebbende, X, drijft samen met zijn echtgenote een onderneming, een bouwbedrijf, in de vorm van een vof. In het jaar 2009 is aan X en zijn echtgenote een woning met een bedrijfshal geleverd. Zij gebruiken één kamer in de woning als kantoor voor de onderneming. Die ene kamer maakt minder dan 10% uit van de inhoud van de woning. De inspecteur merkt de woning aan als verplicht privévermogen. X stelt dat er sprake is van keuzevermogen. In geschil is de aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zvw 2010. Rechtbank Gelderland is van mening dat de woning kan worden aangemerkt als keuzevermogen en dat X de grenzen der redelijkheid niet heeft overschreden door de woning als ondernemingsvermogen te etiketteren. Het beroep van X is gegrond. De inspecteur komt in hoger beroep.
Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden staat vast dat de wil van X tot etikettering van de woning als zijnde ondernemingsvermogen vroegtijdig en herhaaldelijk tot uitdrukking is gekomen. Met hetgeen door X naar voren is gebracht is de woning in het jaar 2010 op enigerlei wijze dienstbaar geweest aan de onderneming. Hierbij is van doorslaggevend belang dat de kantoorruimte in de woning vanaf het moment van de aankoop van de woning ten behoeve van de vof is aangewend. Vanwege de ligging van de woning en de bedrijfshal op één perceel, met slechts één toegangsweg, kan door X sinds de aankoop toezicht worden gehouden op de bedrijfsmiddelen, -activiteiten en het personeel. Dat in het kantoor mogelijk af en toe andere (gezinsgerelateerde) activiteiten plaatsvinden, is van onvoldoende belang om die ruimte niet (meer) als dienstbaar aan de onderneming aan te merken. X heeft de woning terecht als ondernemingsvermogen geëtiketteerd. Het hoger beroep van de inspecteur is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 5 april